Advocaat-generaal Kokott concludeert dat een in een andere lidstaat gevestigde vennootschap, die rechthebbende is van de rentedragende schuldvordering, moet worden aangemerkt als uiteindelijk gerechtigde in de zin van art. 1 lid 1 Interest en royalty's richtlijn.

Enkele, buiten de EU-gevestigde, beleggingsfondsen willen T Danmark overnemen. De beleggingsfondsen richten daartoe meerdere vennootschappen op in Luxemburg en Denemarken. Een van deze vennootschappen is N Luxembourg 1, dat in Denemarken is gevestigd. Uiteindelijk verwerft N Luxembourg 1 ongeveer 80% van het aandelenkapitaal in T Danmark. Vervolgens vindt er een aandelenruil plaats waardoor de aandelen N Luxembourg 1 uiteindelijk in handen zijn van C Luxembourg. Via de vennootschap A Luxembourg Holding houden de beleggingsfondsen de aandelen in C Luxembourg. N Luxembourg 1 heeft de overname gefinancierd door zogenoemde Preferred Equity Certificates uit te geven, waarop zij rente is verschuldigd. De Deense Belastingdienst stelt in 2011 dat N Luxembourg 1 bronbelasting had moeten inhouden op de betaalde en bijgeschreven interest. Volgens de Belastingdienst fungeren C Luxembourg en A Luxembourg Holding namelijk als doorstroomvennootschappen, en zijn zij niet aan te merken als ‘uiteindelijk gerechtigden' tot de interest, omdat de interest naar de beleggingsfondsen vloeit. De Belastingdienst brengt daarom een bedrag van DK 925 mln in rekening bij N Luxembourg 1. De Deense rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Advocaat-generaal Kokott concludeert dat een in een andere lidstaat gevestigde vennootschap, die rechthebbende is van een rentedragende schuldvordering, in beginsel moet worden aangemerkt als uiteindelijk gerechtigde in de zin van art. 1 lid 1 Interest en royalty's richtlijn. Volgens de A-G geldt dit echter niet wanneer die vennootschap niet handelt voor eigen rekening, maar voor rekening van een derde. Verder merkt de A-G nog op dat aan het begrip ‘uiteindelijk gerechtigde' een autonome Unierechtelijke uitlegging moet worden gegeven, los van de commentaren bij art. 11 OESO-modelverdrag van 1977 of latere versies daarvan.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Dividendbelasting, Internationaal belastingrecht

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)

Editie: 5 maart

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen