De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof. De onzakelijke-leningjurisprudentie kan ook worden toegepast in de terbeschikkingstellingssfeer. X kan de (onzakelijke) lening niet naar nihil afwaarderen.

Belanghebbende, X, A en E houden indirect aandelen in D bv. X leent in 2008 € 131.000 aan D bv. Ook A en E lenen geld uit aan D bv. D bv wordt in 2009 failliet verklaard. X waardeert de vordering in zijn IB-aangifte af naar nihil. De inspecteur is echter van mening dat sprake is van een onzakelijke lening, en accepteert de afwaardering niet. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur niet hoeft aan te tonen dat, naast de banken, ook andere mogelijke externe financiers niet bereid waren om een geldlening te verstrekken. X kan de lening niet afwaarderen. X gaat in cassatie. In cassatie is niet in geschil dat de lening onzakelijk is én dat ter zake van de lening sprake is van een terbeschikkingstelling ex 3.92 Wet IB 2001.

De Hoge Raad stelt vast dat het middel niet tot cassatie kan leiden (art. 81 Wet RO). Het middel noopt niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zodat een nadere motivering niet nodig is.

lees ook de thema;s De onzakelijke lening en De terbeschikkingstellingsregelingen

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 5 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen