Mevrouw X is eigenaar en bewoner van een woning in de gemeente Nijmegen. De woning wordt sinds 1995 voor 'burgerwoondoeleinden' gebruikt. In april 2015 dient X een verzoek in tot wijziging van het bestemmingsplan met betrekking tot het betreffende perceel. X verzoekt de bestemming ‘agrarisch bouwperceel klasse A' te wijzigen naar ‘woondoeleinden'. Het bestemmingsplan dateert uit 1979. In geschil is of de gemeente terecht leges ad € 15.866 in rekening brengt, zijnde het tarief voor een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan. Volgens Rechtbank Gelderland is het huidige bestemmingsplan ouder dan tien jaar zodat de gemeente geen leges mag heffen. Dit volgt uit de strafsanctie van art. 3.1 lid 4 WRO. De heffingsambtenaar stelt in hoger beroep dat geen vergunning is gevraagd voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten, noch om toestemming om te mogen afwijken van het geldende bestemmingsplan, zoals in HR 17 november 2017, nr. 16/06031, V-N 2017/57.13, maar dat feitelijk is verzocht om een geheel nieuw bestemmingsplan op te stellen.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het (opnieuw) vaststellen van een bestemmingsplan wordt uitgevoerd met het oog op de publieke taakuitoefening van de gemeente en niet rechtstreeks en in overheersende mate verband houdt met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. Bij het in behandeling nemen van een aanvraag tot het (opnieuw) vaststellen van een bestemmingsplan is dus niet, ook niet gedeeltelijk, sprake van een rechtstreeks aan de aanvrager verrichte dienst waarvoor leges zou kunnen worden geheven (vgl. HR 11 juni 1997, nr. 31.253, V-N 1997/2558, 34). Voor zover wel sprake zou zijn van een voldoende individualiseerbaar belang is de legessanctie van toepassing. Het beroep van de heffingsambtenaar is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 5 maart