De Hoge Raad oordeelt dat er sprake is van een dienstbetrekking tussen X en haar leden. Er is namelijk sprake van een gezagsverhouding.

Belanghebbende, X, is een studentenvereniging die belastingplichtig is voor de VPB. Zij exploiteert een bioscoop met café, verhuurt zalen en organiseert evenementen en festivals. De werkzaamheden worden sinds 1989 uitsluitend verricht door leden van X. Sinds 1989 wordt geen LH/PWV ingehouden op de bedragen die aan de leden worden uitgekeerd voor de verrichte werkzaamheden. Onderzoeken van de GAK en Belastingdienst concludeerden dat er geen sprake was van een dienstbetrekking. Naar aanleiding van een onderzoek dat in 2007 is gestart, stelt de inspecteur dat er sprake is van een dienstbetrekking tussen de leden en X. Rechtbank Haarlem oordeelt dat er vanwege het ontbreken van een gezagsverhouding geen sprake is van een dienstbetrekking tussen de studentenvereniging en de leden die werkzaamheden verrichten. Hof Amsterdam oordeelt dat er sprake is van een dienstbetrekking tussen X en haar leden. Volgens het hof is er namelijk wel sprake van een gezagsverhouding.

De Hoge Raad oordeelt dat tussen X en de leden die in de onderneming van X werkzaamheden verrichten, een gezagsverhouding bestaat zoals is vereist voor het aannemen van een dienstbetrekking. Volgens de Hoge Raad doet hieraan niet af dat dat de leden zich hebben verenigd om de onderneming te drijven en dat zij de aanwijzingen en instructies in onderling overleg hebben opgesteld met het doel de gezamenlijke activiteiten goed uit te voeren. Volgens de Hoge Raad gaat het hierbij namelijk om aanwijzingen en instructies van X over de uitvoering van de door de individuele leden te verrichten werkzaamheden tot naleving waarvan zij zich hebben verbonden. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 4 mei

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen