Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de blote ontkenning van de ontvangst van de aanslag onvoldoende grond is om daaraan redelijkerwijs te twijfelen.

Aan de heer X is met als dagtekening 5 juli 2013 een IB-aanslag over 2011 opgelegd. Eind augustus 2013 ontvangt X in dat kader een betalingsherinnering. X stelt in bezwaar dat hij de aanslag nooit heeft ontvangen. In geschil is of zijn bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en of X terecht aanspraak maakt op een dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een uitspraak op bezwaar. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de blote ontkenning van de ontvangst van de aanslag onvoldoende grond is om daaraan redelijkerwijs te twijfelen. Voorts wordt in aanmerking genomen dat X niet ter zitting is verschenen, waardoor de geloofwaardigheid van zijn verklaringen niet kon worden getoetst. De door X aangevoerde grond voor verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding faalt dus. X heeft ook geen recht op een dwangsom. X maakt niet aannemelijk dat aan de inspecteur een ingebrekestelling is verzonden. Het beroep van X is slechts gegrond, aangezien de inspecteur het bezwaar van X bij tweede uitspraak op bezwaar ten onrechte niet niet-ontvankelijk heeft verklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:19

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 4 mei

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen