Aan de heer X is een IB-aanslag over 2009 en een boete opgelegd. De rechtbank heeft de inspecteur in eerste aanleg veroordeeld om de proceskosten van € 730 en het griffierecht van € 44 aan X te vergoeden. X is in hoger beroep gegaan, maar heeft het verschuldigde griffierecht niet binnen de wettelijke termijn en evenmin na afloop daarvan voldaan. X komt in verzet tegen de uitspraak na vereenvoudigde behandeling van het hof, waarbij het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Hof Den Haag oordeelt dat X de plicht heeft om het van hem in hoger beroep geheven griffierecht te betalen. De uitspraak in eerste aanleg staat nog niet onherroepelijk vast, zodat de inspecteur nog niet is gehouden de proceskostenvergoeding en het griffierecht aan X uit te betalen. Het excuus van X dat hij daarom het griffierecht in hoger beroep niet kan betalen, is niet valide. X stelt ook vergeefs dat hij moet rondkomen van een netto-inkomen van ongeveer € 900 netto per maand. Volgens HR 20 februari 2015, nr. 14/05176, V-N 2015/12.7 is in dat geval namelijk geen sprake van betalingsonmacht. Het verzet van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27h