X verzoekt herziening van de uitspraak van dit hof van 14 augustus 2013, nr. 11/00509. Dit voor zover het hof heeft beslist dat de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag ib/pvv voor het jaar 1995 en de navorderingsaanslag vb voor het jaar 1996 voldoende voortvarendheid heeft betracht. Dat oordeel is door de Hoge Raad in het arrest van 2 mei 2014, nr. 13/04723 in stand gelaten. Hof Den Haag wijst het verzoek van X om herziening af. Bij de beoordeling van de voortvarendheid heeft het hof betrokken hetgeen over de werkzaamheden van en door de EDP-auditor is verklaard. X heeft in die procedure (nr. 11/00509) niet verzocht om de EDP-auditor als getuige te doen horen. Als dat wel het geval was geweest, had X redelijkerwijs bekend kunnen zijn met wat deze zou hebben verklaard. Er is daarom sprake van feiten die redelijkerwijs bekend hadden kunnen worden in de hoger beroepsprocedure van destijds voor het hof. Deze feiten kunnen geen voorwerp zijn van een verzoek om herziening.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:88