X sluit in 1998 een lijfrenteverzekering. X betaalt tijdens de looptijd van de verzekering in totaal een bedrag van € 61.750 aan premies. In 2010 koopt X de lijfrente af. Van de verzekeraar krijgt hij een bruto afkoopsom van € 53.219. De belastinginspecteur brengt vanwege de afkoop 20% revisierente in rekening. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat dit terecht is. In hoger beroep stelt X dat de rechtbank de wettelijke regeling weliswaar juist toepast, maar dat het onbillijk is om revisierente in rekening te brengen. De inspecteur geeft aan dat de innerlijke waarde of de billijkheid van de wet niet aan de rechter ter beoordeling staat. In geschil voor Hof Amsterdam is de uitspraak van de rechtbank. Hof Amsterdam oordeelt dat Rechtbank Noord-Holland terecht heeft geoordeeld dat X revisierente is verschuldigd vanwege de afkoop van de lijfrenteverzekering. In de beoordeling van de billijkheid van de wet treedt de rechter niet. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30i