In februari 2010 heeft Redmail bv haar (toekomstige) inventaris bezitloos verpand aan een bank. In april 2011 legt de ontvanger van de Belastingdienst tweemaal executoriaal beslag (bodembeslag) op roerende zaken van Redmail bv voor een bedrag van ruim € 70.000. Vervolgens zet de bank door een bodemverhuurconstructie het stille pandrecht om in een vuistpand. Hierna gaat Redmail bv failliet.
Rechtbank Den Haag oordeelt in een civiele procedure dat de ontvanger zijn voorrecht behoudt wanneer eerst bodembeslag is gelegd op stil verpande zaken, de pandhouder vervolgens door toepassing van een bodemverhuurconstructie zijn stille pandrecht omzet in een vuistpand, waarna de schuldenaar failliet gaat. Uit art. 21 lid 2 Invorderingswet volgt dat de wetgever aan het vervallen van het onderhavige bodembeslag niet het rechtsgevolg heeft willen verbinden dat de fiscus zijn voor het faillissement verkregen rang zou verliezen. Dat betekent dat voor zover de ontvanger voorafgaand aan het faillissement het hem toegekende bodemvoorrecht door middel van hetzij conservatoir, hetzij executoriaal beslag voor een bepaalde vordering heeft geëffectueerd, en hij zich daarmee tot het beloop van die vordering een hogere rang heeft verworven dan de bezitloos pandhouder, hij die rang, ondanks een latere omzetting in vuistpand die gevolgd wordt door een faillissement, behoudt. De ontvanger heeft voor het bedrag van ruim € 70.000 een hogere rang. Voor de resterende belastingschuld is de vordering van de fiscus lager in rang dan die van de bank.
Wetsartikelen: