Rechtbank Oost-Nederland oordeelt dat de aansprakelijk gestelde bestuurders onvoldoende controle hebben uitgeoefend op het verboden privégebruik van de auto's door de werknemers.

De heer X en mevrouw Y (belanghebbenden) zijn echtgenoten en zijn in 2005 en 2006 samen bestuurder van C bv. Deze bv is tot begin 2007 op haar beurt voor 25% aandeelhouder van D bv, die in 2006 diverse auto's ter beschikking stelt aan werknemers. Ondanks dat er buiten werktijd verkeersboetes zijn opgelegd, is (voor de meeste auto's) geen bijtelling privégebruik aangegeven. In geschil is of X en Y terecht door de ontvanger hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor de in dat kader in 2011 aan D bv opgelegde naheffingen in de loon- en btw-sfeer. Rechtbank Oost-Nederland oordeelt dat X en Y onvoldoende controle hebben uitgeoefend op het verboden privégebruik van de auto's. Er is althans niets vastgelegd over controles op het verbod. X en Y hadden als bestuurder moeten weten dat zij meer moesten controleren en hadden zich vooraf op de hoogte moeten stellen van de toepasselijke wet- en regelgeving. De ontvanger maakt dus aannemelijk dat sprake is van grove schuld en dat de rechtsgeldige melding van betalingsonmacht daarom niet meer mogelijk is. X en Y worden niet toegelaten tot weerlegging van het vermoeden van aansprakelijkheid. X en Y zijn aansprakelijk op basis van het onweerlegbare vermoeden dat in de wet staat (art. 36 lid 4 Inv. 1990). De beroepen van X en Y zijn ongegrond.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Rechtbank Oost-Nederland

Editie: 18 januari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen