Belanghebbende, X, verzoekt op 5 november 2008 om een voorlopige aanslag (VA) IB 2008 van € 104.000, omdat hem een lijfrente zal worden uitgekeerd. X wil daarmee betaling van heffingsrente en vermogensrendementsheffing voorkomen. Als contacten met de Belastingtelefoon geen effect hebben, maakt X ultimo december 2008 € 104.000 over op de rekening van de ontvanger. In 2009 wordt het bedrag als onverschuldigd betaald teruggestort. Op 13 februari 2009 ontvangt X de VA, waarbij over de periode 1 juli 2008 tot 5 februari 2009 heffingsrente is berekend.
Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt - anders dan de rechtbank - dat de inspecteur niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door over voornoemde periode heffingsrente te berekenen. Het hof verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2010, nr. 09/0511. Het zorgvuldigheidsbeginsel belet de inspecteur niet om heffingsrente te berekenen over een periode van drie maanden. Dit geldt ook wanneer het om een omvangrijk bedrag aan belasting gaat en ook wanneer de belastingplichtige bij herhaling verzoekt om op korte termijn een VA op te leggen. De spontane betaling van X van het bedrag van € 104.000 geldt als een depotstorting, die nog tot het vermogen van X behoort, en de rendementsgrondslag dus niet vermindert. Het Hof verklaart het hoger beroep van de inspecteur gegrond.