X verkoopt en levert zijn woning op 29 december 2006 aan zijn kinderen voor € 800.000. De verkoop geschiedt onder voorbehoud van een voortdurend recht van erfpacht en een voortdurend zelfstandig recht van opstal. De door X te betalen erfpachtcanon bedraagt € 45.000 per jaar. Verder betaalt X jaarlijks nog € 11.344 aan hypotheekrente. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte 2008 van X. Hij staat aftrek van de erfpachtcanon en de hypotheekrente niet toe. Verder kwalificeert de schuld volgens de inspecteur als een box 3-schuld.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de woning ook in 2008 kwalificeert als een eigen woning van X. Volgens de rechtbank geniet X de voordelen van de woning, drukken de kosten en lasten op hem en gaat de waardeverandering hem grotendeels aan. De rechtbank verwerpt vervolgens de stelling van de inspecteur dat de erfpachtcanon niet aftrekbaar is, omdat het recht van erfpacht geen verband houdt met verwerving en/of verbetering van de eigen woning. Volgens de rechtbank houdt het recht van erfpacht verband met de eigen woning, en is er geen reden om de erfpachtcanon van aftrekbaarheid uit te sluiten. De rechtbank overweegt daarbij dat de tekst van de wet duidelijk is en dat ook uit de wetsgeschiedenis niet blijkt dat nadere voorwaarden worden gesteld aan de erfpachtcanon om te kunnen kwalificeren als aftrekbare kosten. Ook is er volgens de rechtbank geen sprake van fraus legis, omdat X met de onderhavige rechtshandelingen vermogensoverheveling naar zijn kinderen op het oog had. De inspecteur is er dan ook niet in geslaagd te bewijzen dat belastingbesparing voor X de doorslaggevende beweegreden was voor het aangaan van de onderhavige transacties. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 2 oktober