Rechtbank Noord-Holland beslist dat er sprake is van een terechte navorderingsaanslag vpb omdat de inspecteur bewust informatie is onthouden betreffende de doorverkoop van een bedrijfspand.

In verband met het aflopen van de huurovereenkomst gaat belanghebbende, X bv, begin 2005 op zoek naar een nieuw bedrijfspand. In februari 2005 doen de twee aandeelhouders van X bv een bod op een bedrijfspand. Het is de bedoeling dat zij het pand in privé gaan aanschaffen en vervolgens gaan verhuren. Over de fiscale gevolgen hiervan hebben X bv en haar aandeelhouders contact gehad met de inspecteur. De aandeelhouders krijgen de financiering echter niet rond. Vervolgens schaft X bv het pand zelf aan. De koopovereenkomst wordt op 30 augustus 2005 gesloten en X bv koopt het bedrijfspand voor € 2.450.000. In november 2005 doet F bv een bod van € 3.750.000 op het bedrijfspand en in februari 2006 herhaalt zij dat bod. Daarover wordt de inspecteur niet geïnformeerd. Bij notariële akte van 28 april 2006 wordt het pand aan X bv geleverd en nog op dezelfde dag levert zij het pand door aan F bv. Naar aanleiding van een boekenonderzoek betreffende de aan- en verkoop van de onroerende zaak legt de inspecteur aan X bv de in geschil zijnde navorderingsaanslag vpb 2006 op. X bv komt in beroep. Rechtbank Noord-Holland is van mening dat sprake is geweest van kwade trouw. De inspecteur heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat X bv zich bewust is geweest van de fiscale relevantie van een mogelijke doorverkoop en van de financieringsmogelijkheden van de aandeelhouders. Door - ondanks een daartoe strekkend verzoek - niet aan de belastingdienst alle (fiscaal) relevante informatie te verstrekken ter zake van een voorgenomen doorverkoop en de onderliggende financiering en vervolgens op basis van de vermeende goedkeuring van de inspecteur aangifte te doen zonder daarin melding te maken van gegevens die zien op de doorverkoop, is er sprake van kwade trouw van X bv welke navordering rechtvaardigt. Er is geen opgewekt vertrouwen gewekt door de belastingdienst. Nu er geen sprake is van een eerdere overdracht van de economische eigendom, zoals X bv aanvoert, heeft de inspecteur het verkoopresultaat terecht in het jaar 2006 in de heffing betrokken. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 2 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen