X bv houdt zich bezig met de verwerking van aluminium. In geschil is een naheffingsaanslag energiebelasting van € 26.288 die de inspecteur aan haar heeft opgelegd. Op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) heeft X bv teruggaafverzoeken energiebelasting gedaan en verkregen. De verzoeken hebben betrekking op het bewerken van aluminium tot aluminium strengen en op een procedé van verzinking van de aluminium strengen. De inspecteur is achteraf van mening dat X bv ten onrechte teruggaven heeft verkregen van energiebelasting en legt de in geschil zijnde naheffingsaanslag op. Deze aanslag ziet op de teruggaven die zijn verleend van de energiebelasting op de elektriciteit die X bv gebruikt voor de zink-sprayinstallatie en de compressor in het kader van het verzinkingsprocedé .
De Hoge Raad oordeelt dat het gebruik van elektriciteit voor het metallurgisch procedé voor het verzinken van aluminium strengen recht geeft op vrijstelling van energiebelasting. Het genereren van perslucht via compressoren daarentegen staat in onvoldoende nauw verband met dit procedé, en de elektriciteit die daarvoor nodig is valt daarom niet onder de vrijstelling. Wat dit laatste betreft was het hof gehouden om art. 64 lid 3 Wbm richtlijnconform uit te leggen, dus overeenkomstig art. 2 lid 4 letter b derde streepje van de Energiebelastingrichtlijn. De Hoge Raad schaart zich achter het oordeel van het hof dat de elektriciteit voor de compressor dient als aandrijvende kracht en er geen sprake is van duaal gebruik. Het principale cassatieberoep van X bv is daarom ongegrond. Het incidentele cassatieberoep van de staatssecretaris, gericht tegen het oordeel van het hof dat het procedé is aan te merken als een warmtebehandeling, is eveneens ongegrond. De staatssecretaris stelt tevergeefs dat de wetgever het verzinken van metalen categorisch heeft willen uitsluiten van de in art. 64 lid 3 tweede volzin letter c Wbm omschreven oppervlaktebehandelingen.
Wetsartikelen:
Wet belastingen op milieugrondslag 64