Hof 's-Gravenhage overweegt dat een eventuele schending van de hoorplicht niet tot gegrondheid van het beroep leidt.

Belanghebbende, X, komt in beroep tegen de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005. Volgens X heeft de inspecteur ten onrechte geen rekening gehouden met het negatieve inkomen bestaande uit een terugbetaling aan het UWV. Verder heeft de inspecteur volgens X de hoorplicht geschonden. Rechtbank 's-Gravenhage verklaart het beroep van X ongegrond. X komt in hoger beroep.

Hof 's-Gravenhage verklaart het hoger beroep ongegrond. Ook als veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juistheid van de stelling van X dat de inspecteur de hoorplicht geschonden heeft, kan dit niet tot het door X gewenste resultaat – vernietiging van de bestreden uitspraak – leiden en derhalve evenmin tot gegrondverklaring van het hoger beroep. X heeft immers in zijn beroepschrift in eerste aanleg gesteld geen terugwijzing naar de inspecteur te wensen en is daarvan in hoger beroep niet (uitdrukkelijk) teruggekomen. De klacht van X dat de inspecteur heeft verzuimd gevolg te geven aan de in de twee eerdere uitspraken van de rechtbank vervatte veroordeling tot betaling van griffierechten van in totaal € 80, kan in dit geding niet aan de orde komen en is derhalve tardief. X heeft niet voldaan aan de op hem rustende last het door hem in zijn aangifte opgenomen negatieve inkomen aannemelijk te maken.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof 's-Gravenhage

2

Gerelateerde artikelen