Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de auto na de vervaardiging nauwelijks in gebruik is geweest en dus als een nieuwe auto is aan te merken. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
X doet BPM-aangifte voor een personenauto van het merk Fiat, die afkomstig is uit België en als datum van eerste toelating 30 oktober 2012 heeft. Op het moment van registratie in Nederland (2 augustus 2013) is de km-stand 1 en verkeert de auto in onbeschadigde staat. Volgens X is het een gebruikte auto. In geschil is de naheffingsaanslag van € 1.198 op basis van het tarief van 2013. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt X in het gelijk. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch (V-N 2018/40.1.3) oordeelt dat de auto na de vervaardiging nauwelijks in gebruik is geweest en dus als een nieuwe auto is aan te merken. De eerste datum van toelating in België is geen reden om hiervan af te wijken (zie HR 27 januari 2017, nr. 16/02949, V-N 2017/7.20 en nr. 16/03401 V-N 2017/7.21). Er is dus geen aanleiding om een vermindering toe te staan op het historische bruto BPM-bedrag. Het is niet in strijd met het EU-recht om het historische bruto BPM-bedrag te baseren op het BPM-tarief, zoals dat gold op het moment waarop aangifte is gedaan (22 juli 2013). Het beroep van de inspecteur is gegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 27 maart