Rechtbank Gelderland oordeelt zonder zitting dat het tweede bezwaar tegen de hernieuwde dwangsombeschikking niet-ontvankelijk is. In de eerdere procedure inzake de BPM-naheffingsaanslag is de dwangsom namelijk al hoger vastgesteld en dat is nu aanhangig bij het hof.

X bv maakt bezwaar tegen een BPM-naheffingsaanslag. Op 24 februari 2017 stelt zij de inspecteur in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. Op 23 maart 2017 wordt uitspraak op bezwaar gedaan en is een dwangsom van € 60 aan X bv toegekend. Later beslist de inspecteur opnieuw over de dwangsom en X bv gaat weer in bezwaar. In geschil is of dat bezwaar terecht ongegrond is verklaard, aangezien inmiddels in beroep over de dwangsom is beslist.

Rechtbank Gelderland oordeelt zonder zitting dat het tweede bezwaar tegen de hernieuwde dwangsombeschikking niet-ontvankelijk is. In de eerdere procedure inzake de naheffingsaanslag is de dwangsom namelijk al vastgesteld op € 200 (zie Rb Gelderland 13 maart 2018, nr. 17/2721, V-N Vandaag 2018/587) en dat is nu aanhangig bij Hof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep van X bv is gegrond. Het bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard en X bv krijgt een proceskostenvergoeding van € 512.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 8:54

Algemene wet bestuursrecht 4:19

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 27 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen