Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat wel is voldaan aan de eis van een voortvarende behandeling. De inspecteur heeft een redelijke vrijheid bij het inrichten en prioriteren van zijn werkzaamheden. Het EU-evenredigheidsbeginsel houdt niet in dat deze reeds is geschonden als achteraf blijkt dat een snellere en efficiëntere werkwijze mogelijk zou zijn geweest. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Aan de heer X zijn in 2003 diverse IB/VB-(navorderings)aanslagen en 100% boetes opgelegd. Volgens de inspecteur is X namelijk rekeninghouder bij KB Lux geweest. Volgens X heeft de inspecteur bij de navordering niet voortvarend genoeg gehandeld. Rechtbank Zeeland-West-Brabant honoreert deze stelling en vernietigt daarom de aanslagen die met behulp van de verlengde navorderingstermijn zijn opgelegd. De zaak heeft namelijk ongeveer een jaar lang stilgelegen. De inspecteur wil in hoger beroep zijn voldoende voortvarendheid onderbouwen door een ambtelijk stuk te overleggen, zijnde de ‘interne verslaglegging van door zijn collega’s verrichte contacten en werkzaamheden’. X gaat in hoger beroep. De geheimhoudingskamer van Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het verslag een op de zaak betrekking hebbend processtuk is. Het moet dus aan X worden geopenbaard. De inspecteur mag de persoonsgegevens van alle natuurlijke personen en niet-natuurlijke personen op grond van gewichtige redenen wel schonen.

Hof 's-Hertogenbosch (V-N Vandaag 2018/1817) oordeelt dat wel is voldaan aan de eis van een voortvarende behandeling. De inspecteur heeft een redelijke vrijheid bij het inrichten en prioriteren van zijn werkzaamheden. Het EU-evenredigheidsbeginsel houdt niet in dat deze reeds is geschonden als achteraf blijkt dat een snellere en efficiëntere werkwijze mogelijk zou zijn geweest (vgl. Hof ’s-Hertogenbosch 19 december 2013, nrs. 10/00649 en 10/00650, V-N Vandaag 2014/218 en A-G Niessen 19 december 2014, nr. 14/00584, V-N 2015/8.4). Het was geoorloofd dat de inspecteur ook een BPM-zaak van X in het onderzoek betrok om zodoende tot één groot strafrechtelijk onderzoek te komen. Hoewel dat strafrechtelijk onderzoek er uiteindelijk niet is gekomen, is het onderzoek van de inspecteur wel voortvarend geweest. Het incidentele beroep van de inspecteur is dus gegrond. Aangezien de boetes tot stand zijn gekomen door omkering van het bewijs en de redelijke termijn is overschreden, worden de boetes verlaagd tot 75%. Het beroep van X is ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Lees ook het thema Navordering

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 27 maart

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen