De heer X wordt op 26 oktober 2015 als bestuurder aangetroffen in een auto met Duits kenteken. De auto is eigendom van zijn zoon en X verklaart tegenover de politie dat hij de auto vaker gebruikt. In geschil is de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 25 oktober 2015 van € 12.901, alsmede de maximale verzuimboete van € 5278. Niet meer in geschil is dat de naheffing tot en met 11 juli 2012 onterecht is, omdat de auto toen nog geen eigendom van de zoon was. Volgens Rechtbank Noord-Nederland toont X niet overtuigend aan dat de auto hem pas op een later tijdstip dan 12 juli 2012 in Nederland feitelijk ter beschikking staat. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat uit de verklaringen van de zoon en de echtgenote van X niet volgt dat X vanaf 12 juli 2012 niet de beschikking over de auto heeft. Andere verklaringen houden weliswaar in dat op afzonderlijke, niet nader aangeduide tijdstippen, een ander dan X de beschikking over de auto had en buiten Nederland reed, maar die verklaringen geven geen uitsluitsel over het gebruik van de auto buiten de tijdstippen van die waarnemingen. De boete van € 5278 is ook terecht. Uit een opmerking van X bij de controle op 26 oktober 2015 over de strijdigheid van de Wet MRB 1994 met het EU-recht wordt namelijk afgeleid dat hij op de hoogte was van de wettelijke bepalingen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 37
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 24 oktober