Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de WOZ-waarde terecht de eigen verkoopprijs heeft genegeerd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

Belanghebbende, X, is eigenaar en gebruiker van een vrijstaande woning met een dakkapel gelegen aan het water. X bepleit verlaging van de WOZ-waarde 2017 van € 603.000 naar € 479.000.

Hof Den Haag (V-N 2019/20.1.5) oordeelt dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de WOZ-waarde terecht de eigen verkoopprijs heeft genegeerd. Het hof oordeelt dat het eigen verkoopcijfer niet de WOZ-waarde weergeeft. De verkoopprijs is bepaald aan de hand van een in opdracht van X opgesteld taxatierapport dat is gebaseerd op levering van de woning in bewoonde staat aan haar zoon. De heffingsambtenaar heeft aan de op hem rustende bewijslast voldaan. Het hof is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de aan de woning toegekende waarde in een onjuiste verhouding staat tot de behaalde verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten, ondanks de ligging van de woning nabij sociale huurflats. Het hoger beroep van X is ongegrond.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hoge Raad

Editie: 24 oktober

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen