Belanghebbende, X, gaat in hoger beroep tegen een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 mei 2014. Op 30 september 2014 heeft de rechtbank ter verbetering van deze uitspraak een zogenoemde hersteluitspraak gedaan, waarbij de berekening van de invorderingsrente en het dictum van de uitspraak ten nadele van X zijn gewijzigd. In de hersteluitspraak is vermeld dat tegen die hersteluitspraak binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep kan worden ingesteld. Partijen hebben geen hoger beroep ingesteld tegen de hersteluitspraak. De ontvanger heeft weloverwogen ook geen incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 28 mei 2014.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de rechtbank in de aangevallen beslissing een fout heeft gemaakt die zich niet leent voor correctie via een hersteluitspraak. Verder heeft de rechtbank ten onrechte vermeld dat tegen de hersteluitspraak hoger beroep mogelijk was. Het hof komt tot een bevestiging van de oorspronkelijke, foutieve, uitspraak van de rechtbank van 28 mei 2014. Deze uitkomst is voordeliger voor X dan de hersteluitspraak van 30 september 2014. De vraag is dan wat de status is van de hersteluitspraak, die nadeliger is voor X dan de oorspronkelijke uitspraak en die niet door het hof kan worden vernietigd. Doordat de ontvanger toezegt X niet te houden aan de voor X nadeliger hersteluitspraak, wordt aan de hersteluitspraak praktisch gevolg ontnomen. Het hof concludeert dat de rechtbank beter geen hersteluitspraak had kunnen doen en het aan het hof had moeten overlaten om de fout eventueel te herstellen. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 25 april