X (eiser tot cassatie) krijgt een vragenbrief van de Belastingdienst over zijn betrokkenheid bij een Liechtensteinse Stiftung. De Stiftung beheert een vermogen op een Zwitserse bankrekening. X zegt zich weinig te kunnen herinneren van het Stiftungsvermogen en de door de inspecteur gevraagde documenten niet te hebben en ook niet te kunnen bemachtigen. Wegens dreigende termijnoverschrijding besluit de inspecteur tot behoud van rechten navorderingsaanslagen IB/PVV aan X op te leggen met boeten van 100%. Omdat X blijft weigeren mee te werken, begint de Staat der Nederlanden (verweerder in cassatie) een civiele kort gedingprocedure tegen X om de gevraagde informatie alsnog te krijgen. Rechtbank 's-Hertogenbosch en Hof 's-Hertogenbosch stellen de Staat in het gelijk. In cassatie beroept X zich op het arrest Chambaz van het EHRM (5 april 2012, nr. 11663/04, FED 2012/77).
De civiele kamer van de Hoge Raad geeft de garantie dat zogenaamd wilsafhankelijk materiaal dat een belastingplichtige in een kort geding verschaft alleen zal worden gebruikt voor de belastingheffing. Zou de informatie toch worden gebruikt voor fiscale beboeting of strafvervolging, dan moet de belastingrechter of de strafrechter bepalen welk gevolg aan dit gebruik moet worden verbonden. Voor wilsafhankelijk materiaal geldt de informatieplicht van art. 47 AWR onverkort. Voldoet de belastingplichtige niet aan zijn informatieplicht, dan verbeurt hij een dwangsom. Bij meningsverschillen is het aan de Staat om aannemelijk te maken dat de belastingplichtige daadwerkelijk het van hem verlangde, maar niet door hem afgestane, materiaal kon verschaffen. Het cassatieberoep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hoge Raad (Civiele kamer)
Editie: 8 oktober