Belanghebbende, X, houdt sinds 2001 aandelen in A bv. In 2001 verstrekt X een lening van € 21.555 aan de bv. Deze lening wordt deels afgelost. In 2003 neemt X aandelen in de bv over van de andere aandeelhouders. Tevens neemt hij enkele leningen over. Sinds 2003 heeft X een rekening-courantvordering op A bv. Deze bedraagt ultimo 2006 € 46.588. In zijn IB-aangifte 2006 brengt X € 35.000 in aftrek als resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen. Deze aftrek heeft betrekking op een afwaardering van de leningen en de rekening-courantvordering. De inspecteur is echter van mening dat afwaardering ten laste van het inkomen niet mogelijk is.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de lening ten tijde van de verstrekking in 2001 niet onder onzakelijke voorwaarden is verstrekt. De rechtbank is het echter wel met de inspecteur eens dat de lening in 2003 onzakelijk is geworden. X bedong toen namelijk, in verband met een kredietfaciliteit bij de ING, geen zekerheden en liet alle zekerheden aan de ING toekomen. Voor de in 2003 overgenomen leningen geldt volgens de rechtbank dat X een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen, zodat ten aanzien van deze lening ook sprake is van een onzakelijke lening. Het vorenstaande geldt volgens de rechtbank ook voor de rekening-courantvordering, zodat X niets ten laste van zijn resultaat kan brengen. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 8 oktober