Belanghebbende, X bv, houdt de aandelen in A bv. In 2008 koopt A bv voor € 1,3 mln de aandelen B bv van Z bv. De koopsom wordt voor een bedrag van € 550.000 schuldig gebleven. A bv en Z bv stellen daartoe een leningsovereenkomst op. Begin 2014 komen A bv en Z bv overeen dat finale kwijting wordt verleend van het restant van de schuld van € 440.000, tegen betaling van € 120.000. In geschil is of de kwijtscheldingswinst, die is ontstaan door het vrijvallen van de schuld in verband met de finale kwijting, onbelast is (art. 13 lid 6 Wet VPB 1969). Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv er niet in slaagt om te bewijzen dat civielrechtelijk een aanpassing van de koopprijs van de aandelen heeft plaatsgevonden en stelt de inspecteur in het gelijk.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat geen sprake is van het aanpassen van de koopsom, maar dat de schuld is aangepast in verband met het oplossen van een solvabiliteitsprobleem. Dit valt niet onder de deelnemingsvrijstelling. Ook is er volgens het hof geen sprake van een earn-outregeling. De prijs voor de aandelen is € 1,3 en bestaat dus niet deels uit een recht op een of meer termijnen waarvan het aantal of de omvang in het jaar van de verkrijging nog niet vaststaat. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting
Editie: 21 november
Informatiesoort: VN Vandaag