Belanghebbende, X, werkt voor het A-concern. In 2008 verricht X werkzaamheden voor Y GmbH, de Duitse vestiging van het concern. Naast zijn loon, heeft X ook recht op een WAO-uitkering. Deze wordt door het UWV aan A bv betaald, die het weer doorbetaalt aan X. Tevens heeft X recht op een uitkering van een verzekeringsmaatschappij (B). B betaalt deze uitkering aan A bv. A bv betaalt de B-uitkering niet door aan X. X heeft deze uitkering geruild tegen een ‘offshore allowance' en tevens heeft hij recht op een regeling in verband met ‘garantiedagen'. X neemt in zijn IB-aangifte 2008 niets op ter zake van de B-uitkering. Hij verzoekt om een aftrek elders belast voor zijn volledige loon. De inspecteur is het er aanvankelijk niet mee eens dat X hier recht op heeft, maar stemt uiteindelijk toe met een aftrek elders belast. In geschil is slechts nog tot welk bedrag er recht bestaat op aftrek elders belast. De inspecteur stelt dat de aftrek moet worden berekend over het jaarloon minus de WAO-uitkering en de B-uitkering.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat Nederland op grond van het belastingverdrag met Duitsland belasting mag heffen over de WAO-uitkering. In het verdrag is namelijk opgenomen dat de belastingheffing over sociale verzekeringsuitkeringen is toegewezen aan de staat die deze uitkeringen, direct dan wel indirect, betaalt. Ten aanzien van de B-uitkeringen stelt de rechtbank vast dat X deze niet in zijn aangifte heeft opgenomen, en dat ze door de inspecteur ook niet in de aanslag zijn meegenomen, zodat X geen recht op aftrek elders belast heeft over deze uitkeringen. X heeft bijgevolg recht op een aftrek elders belast over zijn looninkomsten, exclusief de WAO-uitkering.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 23 september