Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv de vordering op H bv niet mag afwaarderen. Ter zitting verklaart X bv namelijk dat de dga van H bv, vóór het faillissement van H bv, hoofdelijke aansprakelijkheid heeft aanvaard voor de betaling van de vordering. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

C houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. B bv, een van de gevoegde dochtermaatschappijen van X bv, verstrekt in 2004 een geldlening aan H bv, een van de bv’s van D, een broer van C. De bv’s van D gaan failliet, waarop X bv de vordering op H bv in 2012 afwaardeert, in verband met de waardevermindering van het onderpand. De inspecteur accepteert de aftrekpost niet.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 16 januari 2018, 17/00432, V-N 2018/18.1.2) oordeelt dat X bv de vordering niet mag afwaarderen. Ter zitting verklaart X bv namelijk dat D, vóór het faillissement van de bv’s, hoofdelijke aansprakelijkheid heeft aanvaard voor de betaling van de vordering. Omdat X bv geen gegevens over de gegoedheid van D als debiteur kan verstrekken, maakt X bv niet aannemelijk dat de waarde van de vordering ultimo 2012 lager is dan de nominale waarde van de vordering. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Lees ook het thema Afwaardering van bedrijfsmiddelen

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 6 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen