De Hoge Raad oordeelt dat het middel van de Staatssecretaris van Financiën niet tot cassatie kan leiden en dat dit geen nadere motivering behoeft (art. 81 lid 1 Wet RO).

Aan de heer X (belanghebbende) zijn diverse navorderingsaanslagen, alsmede verhogingen en vergrijpboetes (hierna samen: boetes) opgelegd wegens vermeend bezit van een bankrekening bij KB Lux in Luxemburg. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de identificatie van X en zijn echtgenote niet betrouwbaar is. X stelt met succes dat er geen ambtsedig opgemaakt proces-verbaal is. De inspecteur stelt vergeefs dat X telefonisch zou hebben toegegeven rond 1990 een bankrekening bij KB Lux te hebben geopend. Dit betekent namelijk nog niet dat X ook heeft beschikt over een dergelijke rekening. X kan de rekening ook hebben geopend voor zijn met een compagnon uitgeoefend bedrijf of voor zijn compagnon. De gegevens op de microfiches zijn op zich te summier om te komen tot een zorgvuldige identificatie. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft geen nadere motivering omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (art. 81 lid 1 Wet RO). Het beroep van de Staatssecretaris is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 15 april

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen