X maakt bezwaar tegen een voorlopige aanslag IB/PVV. Op 29 oktober 2013 stelt hij onder verwijzing naar de Wet dwangsom beroep in wegens niet tijdig beslissen. Per brief van 6 november 2013 laat X ook de inspecteur weten dat hij een beroep wil doen op de Wet dwangsom wegens het overschrijden van de beslistermijn. Op 15 november 2013 wijst de inspecteur het bezwaar van X tegen de voorlopige aanslag af. Tegen dit besluit stelt X per brief van 21 november 2013 eveneens beroep in, welk beroep door de rechtbank onder een ander zaaknummer wordt ingeschreven. Een aantal dagen later trekt X dit beroep in. In een besluit van 15 november 2013 weigert de inspecteur een dwangsom aan X te betalen.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur geen dwangsom verschuldigd is. Na de ontvangst door de inspecteur op 8 november 2013 van de brief van X van 6 november 2013, welke brief als ingebrekestelling kan worden beschouwd, had de inspecteur namelijk nog twee weken de tijd om te beslissen op bezwaar. Nu hij binnen deze termijn heeft beslist, is de inspecteur geen dwangsom verschuldigd. Inhoudelijk verklaart de rechtbank het bezwaar van X tegen de voorlopige aanslag alsnog niet-ontvankelijk, gelet op art. 9:5 lid 2 Wet IB 2001. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het bezwaar alsnog in behandeling moet nemen als verzoek om herziening van de voorlopige aanslag.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:20
Algemene wet bestuursrecht 4:17