Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inhoudingsplichtige die de overeengekomen 30%-regeling niet heeft verwerkt in de salarisadministratie toch een juiste aangifte loonheffingen heeft gedaan. Door in de loonstroken de toepassing van de 30%-regeling achterwege te laten, heeft de inhoudingsplichtige de vergoeding niet aangemerkt als eindheffingsbestanddeel in de zin van de WKR. De gerichte vrijstelling voor extra territoriale kosten mist derhalve toepassing.

Werknemer heeft een beschikking van de belastingdienst op grond waarvan tot 31 december 2018 recht bestaat op toepassing van de 30%-regeling. De inhoudingsplichtige heeft over de maanden september tot en met december 2018 de 30%-regeling niet (meer) toegepast. Werknemer heeft daarop bezwaar gemaakt tegen de loonaangifte en daarbij het standpunt ingenomen dat de 30% regeling is overeengekomen en dat de inhoudingsplichtige er dus niet voor kan kiezen deze achterwege te laten.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat nu in de loonstroken geen rekening wordt gehouden met de 30%-regeling, de inhoudingsplichtige de vergoeding niet heeft aangewezen in de zin van de WKR. De loonaangifte klopt dus. Dat de inhoudingsplichtige anders is overeengekomen met de werknemer en dus mogelijk arbeidsrechtelijke afspraken niet nakomt is een discussie van arbeidsrechtelijke aard.

Lees ook het thema Eindheffingen: Loonbelasting heffen van de werkgever

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 31

Wet op de loonbelasting 1964 31a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 20 juli

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen