Belanghebbenden zijn het niet eens met de WOZ-waarde van hun woning. In bezwaar verlaagt de heffingsambtenaar de waarde van € 364.000 naar € 330.000. Belanghebbenden krijgen van de gemeente een vergoeding van de kosten van bezwaar. De uitspraak op bezwaar vermeldt echter een te laag bedrag aan kosten, namelijk € 218 in plaats van € 235.
Rechtbank Oost-Brabant weigert een proceskostenvergoeding omdat de vermelding van een bedrag aan bezwaarkosten van € 218 in de uitspraak op bezwaar een kennelijke vergissing is die met een simpel telefoontje rechtgezet had kunnen worden. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet in geschil is dat de gemeente wel het juiste bedrag van € 235 aan belanghebbenden heeft overgemaakt. Of dit is gebeurd voor of nadat belanghebbenden beroep hebben ingesteld, wordt ter zitting niet duidelijk en de rechtbank acht dit ook van ondergeschikt belang. Omdat het beroep gegrond is, dient de gemeente wel het door belanghebbenden betaalde griffierecht te vergoeden. Inhoudelijk oordeelt wijst de rechtbank het beroep af, de bestreden WOZ-waarde blijft dus in stand.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Algemene wet bestuursrecht 8:75