Aan de heer X zijn diverse navorderingsaanslagen, alsmede verhogingen en vergrijpboetes (hierna samen: boetes) van 100% opgelegd vanwege een banktegoed bij KB Lux in Luxemburg. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de schattingen van de inspecteur redelijk zijn, ondanks gelijktijdige toepassing van de 95%-norm en de factor 1,5. De zaak is behandeld op de zitting van 30 september 2011 en het onderzoek is toen gesloten. Er is vervolgens op 3 februari 2012 uitspraak gedaan. Bij brief van 5 januari 2012 vroeg X om heropening van het onderzoek ten einde een immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn te kunnen claimen. Deze brief wordt echter niet tot de gedingstukken gerekend. Deze is namelijk na het sluiten van het onderzoek ingekomen. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat het hof zich ten onrechte niet heeft uitgelaten over de inconsistentie in de modelmatige berekening die ontstaat door toepassing van zowel de 95%-norm als de factor 1,5. Met betrekking tot de vraag of de boetes telkens passend en geboden zijn, betoogt X terecht dat door het hof is miskend hetgeen is overwogen in onderdeel 4.6.3, tweede tekstblok, van HR 15 april 2011, nr. 09/03075. V-N 2011/23.24.5. X kan tot het tijdstip waarop het hof uitspraak heeft gedaan om heropening van het onderzoek verzoeken, omdat het hof de wettelijke termijn van zes weken voor het doen van uitspraak niet in acht heeft genomen en de redelijke termijn verder is overschreden dan ten tijde van de zitting kon worden voorzien. Zodanig verzoek hoeft dan niet beperkt te blijven tot immateriële schade die het gevolg is van het tijdsverloop na de zitting. Het beroep van X is deels gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Amsterdam.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Algemene wet bestuursrecht 8:66
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e