Omdat X bv niet tijdig aangifte vennootschapsbelasting 2007 heeft gedaan, legt de inspecteur ambtshalve de aanslag op. X bv maakt hiertegen bezwaar. De inspecteur verklaart het bezwaar op 16 februari 2010 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Eén dag later, op 17 februari 2010, doet X bv alsnog aangifte. De inspecteur besluit de niet-ontvankelijkverklaring te herroepen en het belastbare bedrag opnieuw vast te stellen. Dat laatste gebeurt op 10 januari 2015. Rechtbank Den Haag oordeelt dat met de uitspraak op bezwaar van 16 februari 2010 de bezwaarfase is afgesloten. De inspecteur heeft volgens het hof het bezwaarschrift 2007 ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank voorziet zelf in de zaak en ziet geen reden voor vermindering van de aanslag vennootschapsbelasting 2007. Het beroep tegen de aanslag 2008 is ongegrond.
Hof Den Haag (MK I, 10 augustus 2016, BK-15/00913 en BK-15/00914, V-N Vandaag 2016/1830) bevestigt de uitspraken van de rechtbank betreffende de aanslagen vennootschapsbelasting 2007 en 2008. Het hof verwerpt de grieven van X bv dat de zaken vanwege schending van formele voorschriften moeten worden teruggewezen naar de rechtbank dan wel de inspecteur. De rechtbank heeft de zitting terecht laten doorgaan en in de bezwaarfase is de hoorplicht niet geschonden. Inhoudelijk oordeelt het hof dat X bv niet heeft doen blijken dat de correcties op de post onderhanden werk onjuist zijn. Met de rechtbank is het hof verder van oordeel dat X bv voor de verschuldigde servicekosten geen voorziening mag vormen.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:1
Algemene wet bestuursrecht 6:7