Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat het zelf verrichten van al het property management – met uitzondering van de onderhoudswerkzaamheden – op zichzelf niet voldoende is om aan de arbeid-plus eis te voldoen.

A overlijdt in 2013. De erfgenamen zijn haar echtgenoot, X (belanghebbende), en haar twee kinderen. Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren alle aandelen in een holding die aan X worden toebedeeld. In geschil is of X hiervoor terecht de SW-bedrijfsopvolgingsvrijstelling claimt. De holding bezit vastgoed dat merendeels aan derden wordt verhuurd. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt bij de exploitatie daarvan niet meer arbeid verricht dan wat bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is (vgl. HR 10 maart 2017, 16/04190, BNB 2017/114, V-N 2017/14.21). X gaat in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het zelf verrichten van al het property management – met uitzondering van de onderhoudswerkzaamheden – op zichzelf niet voldoende is om aan de arbeid-plus eis te voldoen. De verrichte arbeid moet namelijk meer zijn dan wat gebruikelijk is bij vermogensbeheer. Bovendien heeft de holding in ruim dertig jaar voor het overlijden van A geen onroerende zaken gekocht of verkocht. Aan de rendement-plus eis wordt gezien het rendement van 1,7% ook niet voldaan. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14

Successiewet 1956 35c

Successiewet 1956 35b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 26 augustus

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen