Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat bij de verhuur van de onderneming nog steeds aan het voorzettingsvereiste van de BOR wordt voldaan. Het hof acht daarbij van belang dat geen overdracht van de onderneming, of een deel ervan, aan de huurder heeft plaatsgevonden.
C bv, een kleindochter van A bv, exploiteert een benzinestation. Op 24 december 2014 schenkt Q de aandelen A bv aan zijn zoon, belanghebbende, X. Ten aanzien van deze schenking verzoekt X om toepassing van de voorwaardelijke vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling van art. 35b SW 1956. De inspecteur honoreert dit verzoek. Met ingang van 1 november 2015 verhuurt C bv het benzineservicestation aan een derde, D bv. De inspecteur legt vervolgens een navorderingsaanslag schenkbelasting aan X op, omdat door de verhuur niet langer aan het voortzettingsvereiste wordt voldaan.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat bij de verhuur van de onderneming nog steeds aan het voorzettingsvereiste van de BOR wordt voldaan. Het hof acht daarbij van belang dat geen overdracht van de onderneming, of een deel ervan, aan de huurder heeft plaatsgevonden. Volgens het hof is de oorspronkelijke onderneming voortgezet, alleen de wijze van exploitatie van de onderneming is gewijzigd. Ook is van belang dat er noch voor de VPB noch voor de IB (voor het ab van X) sprake is van een stakingsmoment. Dat de onderneming na afloop van de huurperiode in 2020 is verkocht, verandert aan het vorenstaande ook niets. De verkoop valt namelijk buiten de vijfjaarstermijn waarvoor het voortzettingsvereiste geldt. Het gelijk is aan X.
Lees ook het thema De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 26 augustus