Belanghebbende, X, is een stichting die een woon-, zorg- en activiteitencentrum exploiteert voor ouderen met lichamelijke en/of psychische problemen. Zij biedt zorg aan bewoners (intramuraal) en aan externe cliënten (extramuraal). De feitelijke werkzaamheden van X bestaan uit de zorg voor de persoon (bestaande uit persoonlijke verzorging, ondersteunende begeleiding en huishoudelijke verzorging), de zorg voor een zinvolle dagbesteding en de zorg voor de woonruimte en leefruimte. X wordt hoofdzakelijk gefinancierd uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. In geschil is of de belastingdienst het verzoek van X tot teruggaaf van energiebelasting terecht heeft afgewezen op grond van het feit dat X in meer dan beperkte mate werkzaam is op het gebied van de gezondheidszorg. Rechtbank Arnhem beantwoordt deze vraag bevestigend.
Hof Arnhem oordeelt dat X in meer dan beperkte mate werkzaam is op het gebied van gezondheidszorg aangezien de werkzaamheden hoofdzakelijk worden gefinancierd uit de AWBZ. Het hof sluit zich aan bij de beslissing van de rechtbank en de inspecteur dat X geen recht heeft op teruggaaf van energiebelasting. X wijst erop dat zij overleg heeft gevoerd met de inspecteur over de uitleg van het begrip gezondheidszorg in art. 69 Wbm en dat er overeenstemming over bestond dat verpleging en behandeling wel en ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding, dagbesteding en vervoer niet behoren tot de gezondheidszorg. Er bestond alleen nog verschil van mening over de vraag of persoonlijke verzorging behoort tot de gezondheidszorg. Het hof overweegt dat deze overeenstemming niet tot een ander oordeel kan leiden aangezien de rechter niet gebonden is aan de opvattingen van partijen (HR 26 november 1997, nr. 32.832, BNB 1998/29). Voor zover de stelling van X moet worden opgevat als een beroep op het vertrouwensbeginsel, faalt dit beroep omdat het hof met de inspecteur van oordeel is dat persoonlijke verzorging behoort tot de gezondheidszorg. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.