Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur in redelijkheid tot de vaststelling kon komen dat geen sprake was van fiscaal partnerschap.

Mevrouw X beantwoordt de vraag ‘Kiest u samen met uw huisgenoot voor het fiscale partnerschap?' in haar ib/pvv-aangifte over 2006 door zowel het hokje ‘Ja' als het hokje ‘Nee' aan te kruisen. Vervolgens is de naam van de fiscale partner, de heer A, ingevuld en zijn geboortedatum en sofinummer. Bij de voorlopige aanslag is wel rekening gehouden met het partnerschap. Bij de definitieve aanslag is er geen rekening mee gehouden. Naar aanleiding van het door X ingediende bezwaar is rekening gehouden met de heffingskortingen en is het bedrag van de aanslag daarmee verminderd. In geschil is of X met betrekking tot de bezwaarprocedure terecht een hogere kostenvergoeding claimt dan de € 40,25 die ze reeds heeft ontvangen. Rechtbank Haarlem oordeelt dat geen sprake is van een aan de Belastingdienst te wijten onrechtmatigheid. De inspecteur hoefde geen kosten aan X te vergoeden. X gaat in hoger beroep. De gemachtigde van X verklaart ter zitting dat ook in de aangifte van A beide hokjes zijn aangekruist en dat door zowel X als A de individueel gemaakte ziektekosten apart in aftrek zijn gebracht.

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur in redelijkheid tot de vaststelling kon komen dat geen sprake was van fiscaal partnerschap. De inspecteur heeft de normale zorgvuldigheid betracht bij het vaststellen van de aanslag en er is dus geen sprake van onrechtmatigheid van zijn kant. De vergoeding van € 40,25 is ten onrechte toegekend. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

4

Gerelateerde artikelen