De Hoge Raad oordeelt dat het hof het hoger beroep van X bv ongegrond had moeten verklaren en de boete wegens het in hoger beroep overschrijden van de redelijke termijn slechts had moeten verminderen.

X bv doet volgens de inspecteur in 2000 een vermomde uitdeling van winst aan haar dga. In geschil is voorts of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Rechtbank Haarlem stelt X bv in het ongelijk. Hof Amsterdam oordeelt ambtshalve dat de boete met 5% moet worden gematigd, aangezien door eigen toedoen in hoger beroep de redelijke termijn van art. 6 EVRM is verstreken. Het beroep van X wordt uitsluitend daarom gegrond verklaard en de inspecteur moet de griffierechten en proceskosten aan X bv vergoeden. De minister van Financiën stelt in cassatie dat de beslissing van het hof over de griffierechten en de proceskosten onterecht is.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof het hoger beroep van X bv ongegrond had moeten verklaren en de boete wegens het in hoger beroep overschrijden van de redelijke termijn slechts had moeten verminderen. Afgezien van de amtshalve boetevermindering was er namelijk geen andere grond voor vernietiging van de bestreden uitspraken. Er is daarom ook geen grond voor het vergoeden van de griffierechten en de proceskosten. Het beroep van de minister is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad (Belastingkamer)

0

Gerelateerde artikelen