Hof Amsterdam oordeelt dat de nieuwe samenhangregeling van art. 3 lid 2 Besluit proceskosten bestuursrecht toepassing mist nu de uitspraak op bezwaar in beroep niet is vernietigd. Het overgangsrecht, dat uitgaat van onmiddellijke werking, geldt dan namelijk niet.

Belanghebbende, X, heeft zijn gemachtigde bezwaar laten maken tegen een WOZ-beschikking 2013. In hoger beroep is in geschil de hoogte van de bezwaarkostenvergoeding.

Hof Amsterdam oordeelt dat de nieuwe samenhangregeling van art. 3 lid 2 Besluit proceskosten bestuursrecht toepassing mist nu de uitspraak op bezwaar in beroep niet is vernietigd. Het overgangsrecht, dat uitgaat van onmiddellijke werking, geldt dan namelijk niet (zie art. II van het Besluit van 27 oktober 2014, Stb. 2014, 411). De rechtbank heeft dit miskend. Het hof oordeelt vervolgens dat de onder de oude samenhangregeling geen sprake is van samenhangende zaken. Ten overvloede oordeelt het hof nog dat ook onder de nieuwe samenhangregeling geen sprake zou zijn geweest van samenhang. Zelfs als er volgens de nieuwe regeling wel sprake zou zijn geweest van samenhang, dan zou dat de heffingsambtenaar niet baten. Het overgangsrecht, dat zoals gezegd uitgaat van onmiddellijke werking van de nieuwe regeling, mag immers niet leiden tot vermindering van voordien toegekende vergoedingen (HR 18 maart 2016, nr. 15/03065, V-N 2016/17.4). Uit het voorgaande volgt dat de heffingsambtenaar ten onrechte de kostenvergoeding voor de bezwaarfase vanwege samenhang met andere bezwaren heeft gematigd. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond en verhoogt de bezwaarkostenvergoeding.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:15-2

Besluit proceskosten bestuursrecht 3-2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

1

Gerelateerde artikelen