X komt in bezwaar en beroep tegen een WOZ-beschikking 2018 van de gemeente Den Haag.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de gemeente bij de ontvankelijkheidstoets niet de vrijheid had om de indiener van het bezwaar het voordeel van de twijfel te geven. De gemachtigde van X heeft een grote hoeveelheid bezwaarschriften ingediend. Daarbij zijn enkele bezwaarschriften waaronder die van X in het ongerede geraakt. Het bezwaarschrift van X is uiteindelijk ongeveer twee maanden na het verstrijken van de bezwaartermijn binnengekomen bij de gemeente. De gemeente heeft X het voordeel van de twijfel gegeven en het bezwaar ontvankelijk geacht. De rechtbank beoordeelt de ontvankelijkheid van het bezwaar echter ambtshalve en oordeelt dat het bezwaar te laat en daarmee niet-ontvankelijk is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat een andere gemachtigde namens X wel tijdig bezwaar heeft gemaakt, maar dit bezwaar is ingetrokken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 24 december