Een gemachtigde stelt namens X op 8 oktober 2010 beroep in tegen het niet tijdig beslissen door de inspecteur op het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2007. De inspecteur dient op 18 november 2010 een verweerschrift in met als bijlage de uitspraak op bezwaar van 11 november 2010. De gemachtigde stelt vervolgens op 13 december 2010 afzonderlijk beroep in tegen de uitspraak op bezwaar van 11 november 2010. Nadat de inspecteur X tegemoet is gekomen, trekt de gemachtigde op 14 april 2011 het beroep in en verzoekt hij de rechtbank om een vergoeding van de proceskosten. Alleen nog in geschil is of X een vergoeding krijgt voor twee of voor slechts één beroepschrift.
Rechtbank Breda oordeelt dat het geschrift van 13 december 2010 moet worden gezien als een aanvulling op het reeds eerder ingestelde beroep van 8 oktober 2010. Het beroep van 8 oktober 2010 tegen het niet tijdig beslissen door de inspecteur heeft op grond van art. 6:20, derde lid, Awb namelijk mede betrekking op de uitspraak op bezwaar die de inspecteur hangende het beroep alsnog heeft gedaan. De inspecteur is bereid om in verband met de aanvulling een vergoeding van 1,5 maal € 437 toe te kennen. De rechtbank acht deze vergoeding in overeenstemming het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De totale proceskostenvergoeding komt daarmee uit op € 1035.