A, een ex-profvoetballer, woont in Australië en ontvangt maandelijks een overbruggingsuitkering van € 5420 van X. X is belast met de uitvoering van de voor beroepsvoetballers in Nederland in het leven geroepen overbruggingsregeling, verankerd in het Reglement Betaald Voetbal van de KNVB, het standaardspelerscontract en de CAO Betaald Voetbal. Volgens de inspecteur is sprake van inkomsten in de zin van art. 17 Belastingverdrag NL - Australië (inkomsten van sporters en artiesten). Deze inkomsten zijn dan belast in Nederland. De inspecteur legt daarom een naheffingsaanslag loonheffing op aan X. Volgens X is echter sprake van een lijfrente in de zin van art. 18 Belastingverdrag NL - Australië en is de overbruggingsuitkering uitsluitend belastbaar in het woonland Australiё. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het feit dat een recht op uitkeringen opkomt in het kader van een dienstbetrekking niet eraan in de weg staat dat dit is aan te merken als (een recht op) een lijfrente als bedoeld in art. 18 Belastingverdrag NL - Australië. De staatssecretaris gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Niessen concludeert dat op de overbruggingsuitkering terecht geen Nederlandse LB is ingehouden. Volgens de A-G is in de begripsvorming van het Verdrag namelijk sprake van een lijfrente, omdat tegenover de uitkering een prestatie is geleverd. Of sprake is van een dienstbetrekking is niet van belang. Ook is niet van belang of sprake is van een werkgevers- dan wel werknemersbijdrage. Van belang is slechts of de premiestorting een toereikende dekking levert voor het recht op en de betalingen uit de overbruggingsuitkering. Aangezien dat het geval is, adviseert de A-G de Hoge Raad om het beroep in cassatie van de staatssecretaris ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 15 augustus