Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar het verzoek van X om overleg had moeten beschouwen als een hoorverzoek. De rechtbank past de bestuurlijke lus toe en draagt de heffingsambtenaar op om X alsnog te horen en de uitspraak op bezwaar ook nader te motiveren.

X is eigenaar van een onroerende zaak waarvan de WOZ-waarde 2017 is vastgesteld op € 513.000. In januari 2017 heeft Hof ’s-Hertogenbosch de WOZ-waarde 2013 verlaagd naar € 520.000. Op 5 februari 2017, nog voordat de WOZ-beschikking 2017 is opgelegd, heeft X in een e-mail laten weten dat gelet op de hofuitspraak nog geen duidelijkheid bestaat over de waarde van de verschillende onderdelen, dat duidelijkheid daarover gewenst is en dat hij graag overleg wil. Dit verzoek heeft X herhaalt in de bezwaarfase 2017.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar het verzoek van X om overleg had moeten beschouwen als een hoorverzoek. Nu de heffingsambtenaar niet op het verzoek is ingegaan, is de hoorplicht geschonden. Verder is de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank past de bestuurlijke lus toe omdat een schatting van de waarde door de rechtbank al te zeer een slag in de lucht zou zijn en ook het achterliggende probleem niet zou zijn verholpen. De rechtbank draagt de heffingsambtenaar op om X alsnog te horen en de uitspraak op bezwaar nader te motiveren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:4

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 12 december

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen