Rechtbank Rotterdam oordeelt dat referentieverkopen zowel één jaar vóór als ná waardepeildatum mogen liggen. Vergelijking van onderlinge WOZ-waarden is niet juist.

Belanghebbende is eigenaar van een appartement en een parkeerplaats en krijgt hiervoor twee WOZ-beschikkingen van de gemeente. Belanghebbende is het niet eens met de WOZ-waarden en gaat in beroep. Belanghebbende zegt onder meer dat de verhoudingen van de WOZ-waarden in zijn appartementencomplex niet deugen, omdat de kuubprijs van zijn kleine appartement hoger is dan van grotere appartementen.

Rechtbank Rotterdam oordeelt dat referentieverkopen zowel één jaar vóór als ná waardepeildatum mogen liggen. Ook mag de gemeente zelf kiezen welke referentieobjecten zij aandraagt. De rechtbank oordeelt voorts dat de WOZ-waarde wordt bepaald aan de hand van verkopen en niet op basis van onderlinge vergelijking van WOZ-waarden. Voor zover belanghebbende zich beroept op het gelijkheidsbeginsel, slaagt het beroep niet. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat sprake is van gelijke gevallen en dat in dit geval de meerderheidsregel is geschonden. Het beroep is overigens gegrond omdat de gemeente ten onrechte een parkeerplaats in de waardering meeneemt.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Editie: 23 augustus

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen