Volgens Rechtbank Den Haag is de herzieningsbeschikking tegemoetkoming buitengewone uitgaven niet te laat vastgesteld. De beschikking is binnen een redelijke termijn vastgesteld.

Aan X is een tegemoetkoming buitengewone uitgaven 2008 toegekend. De hoogte van de tegemoetkoming is gebaseerd op de buitengewone uitgaven die zijn gedaan in het jaar 2007 en de inkomensgegevens van dat jaar. Bij beschikking met dagtekening 10 juli 2012 heeft de inspecteur het verzamelinkomen van X voor het jaar 2007 ambtshalve verminderd en vastgesteld op nihil. Met dagtekening 29 maart 2013 is de herzieningsbeschikking opgelegd aan de hand van de op 10 juli 2012 vastgestelde verzamelinkomens. X komt in beroep en stelt dat de tegemoetkoming 2008 niet tijdig is herzien. De herzieningstermijn liep volgens X tot en met 31 december 2012. Volgens Rechtbank Den Haag heeft de tegemoetkoming 2008, in de zin van artikel 2, vijfde lid, van het Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven, betrekking op het kalenderjaar 2007. Vast staat dat uiterlijk op 10 juli 2012, en dus binnen een termijn van vijf jaren, is gebleken dat de tegemoetkoming 2008 ten onrechte was vastgesteld. Nu in het Tijdelijk Besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven (tekst tot 1 januari 2009) geen termijn is opgenomen waarbinnen een herzieningsbeschikking moet worden vastgesteld indien binnen vijf jaren is gebleken dat de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is vastgesteld, moet aan de inspecteur een redelijke termijn worden gegund. Vanaf het moment dat is gebleken dat de tegemoetkoming ten onrechte was vastgesteld, op 10 juli 2012, tot aan de dagtekening van de herzieningsbeschikking op 29 maart 2013, is afgerond negen maanden verstreken. Dit is volgens de rechtbank niet onredelijk lang. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 6 februari

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen