In het kader van het project Bank Zonder Naam wordt X door de Belastingdienst geïdentificeerd als houder van bankrekeningen bij Van Lanschot Bankiers (hierna: VLB) in Luxemburg en bij HSBC Bank in Zwitserland. In haar aangiften IB/PVV over de jaren 2008 en 2009 geeft X geen buitenlandse vermogensbestanddelen aan die betrekking hebben op een buitenlandse bankrekening bij VLB dan wel HSBC. X reageert niet op vragenbrieven van de inspecteur waarin om nadere informatie betreffende de rekeningen wordt gevraagd. Vervolgens geeft de inspecteur de in geschil zijnde informatiebeschikkingen.
Hof Den Haag oordeelt in navolging van Rechtbank Den Haag dat de inspecteur terecht informatiebeschikkingen heeft opgelegd aan X wegens het niet verstrekken van informatie over buitenlandse bankrekeningen. Het hof acht het voldoende aannemelijk dat X beleggingen in Luxemburg heeft aangehouden zonder hiervan in zijn aangifte melding te maken. Dat deze beleggingen consumptief zijn besteed, acht het hof niet aannemelijk. X heeft tot op heden geen gehoor gegeven aan het verzoek van de inspecteur tot het verstrekken van informatie, terwijl dit wel van belang is voor de belastingheffing van X. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt belanghebbende een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dag waarop deze uitspraak is verzonden, om alsnog aan de Inspecteur de in de informatiebeschikkingen gevraagde informatie te verstrekken
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a