De Hoge Raad overweegt dat het hof ten onrechte een nadere zitting achterwege heeft gelaten.

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen de naheffingsaanslagen fosfaat- en stikstofheffing met boete van 30 november 2001. Het bezwaar is gedagtekend 8 januari 2002 en komt op 20 februari 2002 binnen bij de inspecteur. De inspecteur verklaart het bezwaarschrift niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Rechtbank Breda verklaart het beroep van X ongegrond. Hof 's-Hertogenbosch bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Volgens het hof is X er niet in geslaagd te bewijzen dat hij de bezwaarschriften op 8 januari 2002 aangetekend heeft verzonden. Uit de uitspraak van het hof blijkt dat op 4 februari 2010  een onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden en uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal blijkt dat het hof het onderzoek ter zitting heeft geschorst. Vervolgens heeft het hof op 16 september 2011 uitspraak gedaan. X komt in cassatie en stelt dat het hof ten onrechte een nadere zitting achterwege heeft gelaten.

De Hoge Raad stelt X in het gelijk en verklaart het beroep in cassatie gegrond. Volgens artikel 8:64, vijfde lid, Awb in verbinding met artikel 27j, eerste lid, AWR kan na een schorsing van het onderzoek ter zitting worden bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven. Uit de uitspraak van het hof of de stukken van het geding blijkt niet dat X die toestemming heeft gegeven. Volgt verwijzing naar Hof Arnhem.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

1

Gerelateerde artikelen