Hof Arnhem-Leeuwarden sluit zich aan bij het gemeenschappelijke standpunt van partijen dat de wegingsfactor voor de proceskosten in beroep vastgesteld moet worden op 0,5 (lichte zaak).

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen de WOZ-beschikking 2010 van zijn woning. In bezwaar laat hij een woningtaxatie opstellen waarbij de taxateur de onroerende zaak inpandig opneemt. In beroep zijn uitsluitend de bezwaarkosten in geschil. Rechtbank Zwolle-Lelystad stelt het aantal te vergoeden uren voor de taxatie vast op vier. Bij het vaststellen van de proceskosten voor de beroepsfase hanteert de rechtbank een wegingsfactor van 0,25. X stelt in hoger beroep dat er bij de vergoeding van de taxatie rekening gehouden moet worden met vijf uren en dat de wegingsfactor voor het beroep 1 dient te zijn. Ter zitting van het hof heeft X zich geconformeerd aan de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, Stcrt. 2012, 26039 (hierna: de Richtlijn). Ook de heffingsambtenaar van de gemeente, die niet op de zitting verschijnt, verzoekt het hof uitspraak te doen conform de richtlijn.

Hof Arnhem-Leeuwarden sluit zich aan bij het gemeenschappelijke standpunt van partijen dat de wegingsfactor voor de proceskosten in beroep vastgesteld moet worden op 0,5 (lichte zaak). Het hof stelt de kosten die X in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 236 (= 1 punt × wegingsfactor 0,5 × € 472) voor de kosten in eerste aanleg en € 472 (= 2 punten × wegingsfactor 0,5× € 472) voor de kosten in hoger beroep, ofwel in totaal op € 708.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

1

Gerelateerde artikelen