Belanghebbende, X, exploiteert een advocatenkantoor. X doet geen aangifte IB/PVV 2007 ook niet nadat zij hiertoe door de inspecteur is aangemaand. Ook voor de jaren 2001 t/m 2004 heeft X zich aan dit aangifteverzuim schuldig gemaakt. De inspecteur legt X ambtshalve een aanslag IB/PVV 2007 op naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.000 en een verzuimboete van € 1134. X dient op 22 maart 2010 een pro forma bezwaarschrift in. Gevraagd naar een motivering geeft zij in een brief van 20 april 2010 aan dat zij op 22 maart 2010 al bezwaar geeft gemaakt en dat het verzamelinkomen ten onrechte is vastgesteld op € 30.000. X krijgt daarna diverse mogelijkheden om haar bezwaar aan te vullen, maar zij laat dit na. Op 7 december 2010 verklaart de inspecteur het bezwaar van X ongegrond. Rechtbank 's-Gravenhage verklaart het beroep van X ongegrond. Nu X geen aangifte heeft gedaan, is het aan haar om te doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. X is hier volgens de rechtbank niet in geslaagd. Van een naar willekeur opgelegde aanslag is volgens de rechtbank geen sprake, te meer nu X heeft aangegeven dat haar inkomsten uit declaraties in 2007 € 47.774 hebben bedragen.
Hof 's-Gravenhage verklaart het hoger beroep ongegrond omdat X in bezwaar, beroep noch in hoger beroep bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat het verzamelinkomen ten onrechte is vastgesteld op € 30.000. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.