Belanghebbende, X bv, exploiteert tot haar faillissement op 19 augustus 2014 een uitgaanscentrum. Enig aandeelhouder van X bv is Y bv en enig aandeelhouder van Y bv is A. De inspecteur legt aan X bv een informatiebeschikking op. In geschil is de ontvankelijkheid van het beroep van X bv tegen de informatiebeschikking.
Hof Den Haag oordeelt dat het beroep in eerste aanleg niet alleen namens Y bv en A, maar ook namens X bv is ingesteld. Hoewel het beroepschrift en de aanvulling op het beroepschrift op zichzelf anders doen vermoeden, komt het hof toch tot de conclusie dat het de bedoeling is geweest niet alleen namens Y bv en A, maar ook namens X bv beroep in te stellen en dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd. Het hof trekt die conclusie wanneer zij het beroepschrift en de aanvulling hierop leest in samenhang met 1) eerdere uitlatingen van X bv, 2) de bij de rechtbank gegeven duidelijke uiteenzetting, inhoudende dat Y bv en A mede namens X bv beroep hebben ingesteld, 3) het gegeven dat advocaat mr. [C] , die ten tijde van de indiening van het beroepschrift ontegenzeggelijk is gemachtigd ook voor X bv op te treden, in haar hoedanigheid van gemachtigde van Y bv en A optreedt en 4) de bijzondere (juridische) positie die Y bv en A ten opzichte van X bv hebben. Het hof verklaart het beroep van X bv alsnog ontvankelijk en verwijst de zaak terug naar de rechtbank.
Lees ook het thema Informatiebeschikking: stand van zaken.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a