De Hoge Raad oordeelt dat de dienstverlening van X jegens D niet is aan te merken als de vrijgestelde verhuur van een sportcomplex. Ook is er geen sprake van schijnhandelingen of misbruik van recht.

D huurt tot 31 december 2009 een sportcomplex van de gemeente A voor € 45,38 per jaar. Omdat er hoge renovatiekosten op stapel staan, wordt eind 2009 belanghebbende, stichting X, op instigatie van de gemeente, opgericht. Vanaf 1 januari 2010 huurt X het sportcomplex van de gemeente en huurt D het voor € 40.000, plus 6% btw, per jaar van X. Hierbij is ook overeengekomen dat X het complex aan derden mag verhuren. Naar aanleiding van een boekenonderzoek weigert de inspecteur een teruggaaf van de btw over het eerste kwartaal van 2010. Volgens de inspecteur is er namelijk sprake van misbruik van recht. Hof Amsterdam oordeelt dat er geen sprake is van een schijnhandeling. Volgens het hof is namelijk niet gebleken dat de handelingen niet stroken met de werkelijke bedoeling van partijen. Ook is er volgens het hof geen sprake van misbruik van recht. Het hof acht daarbij onder andere van belang dat er een marktconforme huur wordt betaald, zodat er geen sprake is van het verkrijgen van een belastingvoordeel. De stelling van de inspecteur, dat er sprake is van de verhuur van een onroerende, verwerpt het hof ook. Volgens het hof geeft X namelijk gelegenheid tot sportbeoefening. Het hof vernietigt de btw-naheffingsaanslag. De staatssecretaris gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de dienstverlening van X jegens D niet is aan te merken als de vrijgestelde verhuur van een sportcomplex. De Hoge Raad overweegt daarbij dat X specifieke, voor de tennissport geschikte, voorzieningen, ter beschikking stelt aan D, en aan andere gebruikers. Verder neemt X ook het beheer en het onderhoud van deze voorzieningen voor haar rekening. De Hoge Raad wijst er verder nog op dat X, als aanvullend dienstbetoon op de terbeschikkingstelling van de tennissportvoorzieningen, de bar in de kantine doet exploiteren. De dienstverrichting van X omvat volgens de Hoge Raad dan ook meer dan alleen maar een passieve terbeschikkingstelling van tennisbanen met bijbehorende kleedkamers en kantine. Verder is de Hoge Raad het ook eens met het hof dat er geen sprake is van schijnhandelingen of misbruik van recht. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 4 december

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen